Onder Linux bestaan geen letters die een station aanduiden, zoals A voor floppy en C voor de primaire harddisk onder DOS, maar alles hangt onder dezelfde boom. Elke partitie moet worden gemount op een bepaald punt aan deze boom. Een Windows-partitie bevat het vfat-bestandssyteem (ondersteuning voor lange bestandsnamen), terwijl een Linux-partitie typisch van het type ext2 is. Maak een directory aan waar je de Windows-partitie wilt mounten, bijvoorbeeld /mnt/dosc. Mount hem vervolgens met mount -t vfat /dev/hda1 /mnt/dosc met in plaats van hda1 de voor jou kloppende gegevens. (Die gegevens kun je opvragen met fdisk -l /dev/hda.) Als je wilt dat elke keer bij het opstarten de partitie automatisch gemount wordt, kun je een regel als de volgende toevoegen aan /etc/fstab.
/dev/hda1 /dosc vfat user,auto,quiet,umask=0000,rw
Voor meer informatie zie man fstab, man mount en man umount.
Let op! Het zal niet lukken een partitie te unmounten als een gebruiker nog
in die directory aanwezig is. Dan zal een melding als
umount: /mnt/cdrom: device is busy
verschijnen.
Ga als root en alle andere gebruikers uit de
directory weg, dan zal het unmounten wel lukken.
Om een floppy of CD-ROM niet elke keer te hoeven mounten en naderhand weer te unmounten, is er automount gemaakt. Dat is erg handig! Als je naar de directory toe gaat, dan wordt de CD-ROM automatisch gemount en als hij niet meer nodig is, wordt hij weer geunmount. Lees voor het installeren en configureren de automount mini-HOWTO. Bij sommige distributies is dit standaard al gedaan.